book a room
Beste prijs garantie
Museumhotel
De twee panden aan de Oude Delft waren in de jaren ’20 van de vorige eeuw samengetrokken in de bonthandel van Maria de Hessele en haar man Johannes van Dijk. In 1963 kwam het derde pand erbij toen de Delftse textielhandelaren Koreneef, van Uffelen van Van Velzen daar samen een ‘Delfts Modehuis’ openden. De benedenverdieping van de verschillende panden werd grondig uitgebroken, zoals dat bij winkels nu eenmaal gebruikelijk scheen te zijn. De winkel op deze locatie in Delft werd geen groot succes. Na tien jaar werden de panden overgedaan aan de gemeente Delft, die ze op haar beurt verbouwde tot kantoorruimte.
In 1853 werd het hoekpand een winkel in koloniale waren van mej. De Groot. Blijkens de gevelreclame op een oude lithografie verkocht ze daar koffie, thee en tabak. In 1884 was hier de winkel van mej. M.H. Veldhoven gevestigd. Omstreeks 1890 woonde, wellicht boven de winkel, de gepensioneerd kolonel C.G. Cox er. En vanaf 1890 was er een winkel in ‘modes’ van de gezusters Kneteman. In 1910 kwam de zaak van bakker A. Koomen uit Haarlem, die in de hoge kelderruimte zijn oven had. De winkel droeg toen nog het nummer Oude Delft 187. In de jaren ’20 van de vorige eeuw werd het pand een geheel met de bontwinkel van Maria de Hessele ernaast, waarvan het onder- en bovenhuis destijds nog de nummers 189 en 191 droegen.
In 1956 werden deze panden en het pand in de Schoolstraat daarachter aangekocht door aardewerkfabriek “De Porceleyne Fles”. Deze had het plan in het complex een aardewerkwinkel te vestigen tussen de toeristische trekpleisters Museum Het Prinsenhof en Museum Huis Lambert van Meerten. Dat plan is echter nooit gerealiseerd. In 1963 werden de panden, zoals eerder vermeld, omgetoverd in een ‘Delfts Modehuis’. Na een volgende episode als gemeentelijk kantoor annex galerie De Volle Maan, is het complex in 1983 aangekocht door E.J.G. Schermerhorn, die er het Museumhotel van maakte. Nu kunt u als hotelgast verblijven in een van de vertrekken van uw vele historische voorgangers.
Het oorspronkelijke Oude Delft 189-191 (rechterpand) is vermoedelijk van iets minder oude datum dan het pand op de hoek van de Schoolstraat. In de registers van de Tiende Penning van 1543 en 1561 komt het nog niet voor. In 1600 woonde hier echter de kleermaker Bernard Gerritszoon, die boven twee kamers verhuurde, “d’ eene aen joffrouwe Vesyns, weduwe van Jan Pee, ende d’ andere aen Capiteyn Missi”, zo vertelt ons het haardstedenregister van dat jaar. In de eerste helft van de 18e eeuw is het pand heel lang bewoond geweest door broer en zus Jean en Maria Bouchon, die op hun oude dag rentenierden. Zij hadden in 1750 een ‘meijd bij de dag’, oftewel geen inwonende dienstbode. Daarna was het pand vermoedelijk lange tijd in handen van verschillende verhuurders. In 1840 zat er de schoenmakerij van Gerrit Sprenger, in 1857 het mode-atelier van mevrouw Van Trigt. In 1860 werd het pand gekocht door aannemer/stucadoor Anton Kneteman. Twee jaar later wist hij ook eigenaar te worden van een stukje achtererf van de buren, waarna hij zijn kans schoon zag om achter het huis een woontoren te plakken van twee verdiepingen, die de omwonenden elk zicht benam. Er bestond in die dagen nog geen Woningwet die dergelijke revolutiebouw kon verhinderen. We nemen aan dat Knetenman dit woonpakhuis exploiteerde voor de verhuur. In 1906 kwam het pand, als verhuurde schoenenzaak in de verkoop. Koopster werd de modiste Theodora van der Heijdt, die het pand vervolgens liet verbouwen. In de jaren 1920 zetelde hier de eerdergenoemde bonthandel van Maria de Hessele (zie Oude Delft 189, vroeger 187), die de winkel in 1929 en 1936 op haar buurt ook tweemaal liet verbouwen. De laatste keer ging het daarbij vooral om een nieuwe winkelpui.